Leefloon

Op 1 oktober 2002 werd de bestaansminimumwet van 1974 vervangen door de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie die iedere persoon in staat wil stellen een zelfredzaam bestaan te leiden en maximaal deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

Dit recht bestaat uit een tewerkstelling en/of leefloon, die al dan niet gepaard gaan met een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie. In de eerste plaats beoogt de wet, vooral voor -25-jarigen, een zo spoedig mogelijke tewerkstelling. Indien dit niet onmiddellijk mogelijk is, kan in tweede instantie een leefloon toegekend worden.

Op 1 maart 2020 werden de maandbedragen van het leefloon als volgt aangepast:

  • Categorie 1: elke persoon die met één of meerdere personen samenwoont: 639,27 euro/maand.
  • Categorie 2: alleenstaande persoon: 958,91 euro/maand
  • Categorie 3: een persoon die samenwoont met een gezin te zijnen laste. Dit recht wordt geopend van zodra er ten minste één minderjarig ongehuwd kind aanwezig is. Het dekt meteen het recht van de eventuele levenspartner: 1.295,91 euro/maand.

De wet bepaalt verder dat gerechtigden op leefloon werkbereid moeten zijn en bovendien een recht op tewerkstelling hebben. Dit recht op tewerkstelling omvat zowel de tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst als een traject dat leidt naar een volwaardige job. In het kader van de stijging van het aantal werkloze jongeren (<25 jaar) werd vooral aan deze groep aandacht besteed.

Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: het betreft een overeenkomst tussen betrokkene, het OCMW en eventuele derden. Deze overeenkomst beschrijft de verschillende stappen die de persoon moeten voorbereiden op werk en/of integratie in de maatschappij. Dit contract wordt afgesloten binnen een periode van drie maanden.